Foto: waarnemingen – Hedwige Hofmans- Hof van Coolhem – 21 februari 2024
Auteur: Lieve Willaert
De sleedoorn (Prunus spinosa)
Een 2 tot 3 m hoge struik uit de rozenfamilie (Rosaceae).
Vaak gebruikt in heggen of bosranden.
Naam: slee is een oudere benaming voor pruim afgeleid uit de Slavische talen.
Andere verklaring: zou de tanden slee maken
Inheems.
Bloei van maart tot april.
Naaktbloeier: bloemen zijn er voor de bladeren.
Bloemen: wit met 5 kelkbladeren en 5 kroonbladeren, 20 of meer meeldraden en 1 stamper.
De kelkbladeren zijn aanliggend of uitstaand tot iets teruggebogen.
Bestuiving: door insecten
Meestal kruisbestuiving: Bij het opengaan zijn de helmknopjes nog gesloten. De stempel, die boven de meeldraden uitsteekt, kan al stuifmeel ontvangen. Later worden de meeldraden rijp.
Is er geen insectenbezoek kan nog spontane zelfbestuiving optreden.
Vruchten: steenvrucht, blauwe sleepruimen zijn zeer wrang, en worden pas lekker na de vorst.
worden wel verwerkt in jam, vruchtenmoes, vruchtensap, likeur.
Schors, takjes: hart hout, zwartpaars tot bruin, als ze jong zijn lichtbehaard.
Bladeren: klein, ovaal, fijn gezaagd, onbehaard.
Duidelijk dicht gedoornd: Oude takken van de sleedoorn lopen uit in een doorn. Beschermen tegen de vraat van grote grazers
Wortels maken makkelijk uitlopers.
Bijzondere natuurwaarde: geschikte broedplaats voor zangvogels. Op bloeiende sleedoorn komen vroeg op het jaar heel wat insectensoorten af, zoals honingbij, zweefvliegen en dagvlinders. Sleedoornpruimen zijn voedsel voor onder meer lijsters. Op sleedoorn komen de volgende dagvlinders voor: sleedoornpage, gehakkelde aurelia, kleine vos en dagpauwoog
Kerspruim (Prunus cerasifera)
Een 3-8 m hoge struik of boom uit de rozenfamilie (Rosaceae)
Volksnamen: kroos, myrobalaan, kwetsen, bamispruimen
Naam: Prunus is afgeleid van het Latijnse woord pruina wat “geur” betekent en verwijst naar de geur van de rijpe vruchten. Het Latijnse woord pruina komt van het Griekse woord proune wat vroegtijdig (of vroegrijp) betekent.
Cerasifera betekent “kersdragend” en is afgeleid van de Latijnse woorden cerasi=kers en fero=dragen.
Bloei: februari – maart
Bloemen: De bloemen zijn wit-rozig en hebben een doorsnede van circa 2 cm (groter dan de sleedoorn). Ze hebben vijf kroonblaadjes. Cultivars hebben witte of roze bloemen.
1 kortere stijl en rond de 24 langere meeldraden
De kelkbladeren zijn tot de bloembeker teruggebogen.
Bloemen verschijnen tegelijk met de bladeren of iets eerder.
Vruchten: steenvrucht, geel of rood, korte steel en ongeveer 2cm
Schorsen en takken: De kerspruim heeft een open kroon met uitstaande takken, die glad en glanzend
zijn. Eerstejaarstwijgen zijn vaak groen. De schors is bruinachtig tot zwart.
Bladeren: fijn gezaagde bladrand met wigvormige bladvoet, zijn eirond-langwerpig.
De bladeren zijn aan de bovenzijde glanzend groen en aan de onderzijde bleek en dof.
Veel minder doornen
Geen uitlopers
Nog een weetje:
Mogelijk is de gekweekte pruim een hybride van de kerspruim en de sleedoorn
Bronnen:
https://nl.wikipedia.org/wiki/Sleedoorn
https://www.ecopedia.be/planten/sleedoorn
https://www.floravannederland.nl/planten/sleedoorn
https://waarnemingen.be/species/7270/
https://nl.wikipedia.org/wiki/Kerspruim