
De uitwerpselen van de marterachtigen zijn gedraaid.
Het mannetje van de sperwer is kleiner dan het vrouwtje. Daardoor moeten ze op kleinere prooien jagen zoals Turkse tortel, merels en lijsters… Het vrouwtje kan zelfs houtduiven slaan.

Het robertskruid staat aan de bosrand en wordt ook stinkgeranium genoemd.
Valse salie zal men dikwijls aantreffen op droge gronden. Hij is dus droogteminnend.
Jonge vogels imiteren de zang van hun ouders maar ze herhalen soms ook liedjes van andere vogels. De jonge spreeuw, koolmees en blauwborst zijn daar kampioenen in.
Het mannetje van onze blauwe reiger heeft een zwarte pluim op zijn kop. Je kan ook zien wanneer hij gepaard heeft: als zijn bek geeloranje is, is het reeds gebeurd. Als hij nog niet gepaard heeft is zijn bek grijs de sukkelaar. De juvenielen hebben geen zwarte pluim op de kop. Ze broedden vroeger op de grond zoals lepelaars. Thans maken ze nesten hoog in de bomen. De jongen maken veel lawaai als ze om voedsel bedelen. Hun uitwerpselen zijn plat en stinken naar vis. Vandaar de uitdrukking voor iemand die diarree heeft: “schijten als een reiger”. De eenden daarentegen broedden vroeger in de bomen en thans op de grond. Behalve als er vossen in de buurt vertoeven dan zullen ze hun nesten hoger in elkaar steken.
Aalscholvers kan men soms op het droge opmerken met hun vleugels wijd open. Ze doen dat om hun vleugels te laten drogen in de zon. Ze hebben immers geen stuitklier die andere vogels gebruiken om het vet ervan over hun vleugels te strijken en ze zo waterdicht te maken. Bij gebrek daaraan worden de vleugels van de aalscholvers snel nat en zakken ze dieper in het water. Ze hebben 3 vliezen tussen de 4 tenen terwijl andere watervogels er slechts twee hebben tussen 3 tenen. Pelikanen hebben eveneens drie vliezen en ook de Jan van Gent. Op die manier kunnen ze sneller onder water zwemmen om vissen te pakken met hun haakbek. Andere uitleg voor de opengesperde vleugels: door het verorberen van de koude vis worden ze ook kouder en moeten ze zich opnieuw opwarmen. En ook nog omdat ze het graag doen…. In Japan worden de aalscholvers gebruikt om vis te vangen: men schuift een ring rond hun nek zodanig dat ze de vis niet kunnen inslikken. Ze moeten dan naar de boot terug komen waarbij de visser de vis uit de bek haalt. Alleen na een goede vispartij wordt de ring weggenomen en kunnen de aalscholvers voor zichzelf vis vangen. Het is een koloniebroeder: ze maken nesten hoog in de bomen en sleuren takken er naar toe te samen met hun soortgenoten. Hun uitwerpselen verstikken de bladeren van de bomen zodat men de nesten van ver kan opmerken.( en ook ruiken! ). De juvenielen hebben een witte buik. Naar het schijnt zouden de exemplaren een witte vlek hebben op de zijflank in de broedtijd.
