Wettedadal 13


  • De grote mantelmeeuw is een predator. Hij kan op de eenden vallen die op het water zitten om ze te verdrinken en daarna op de peuzelen. De kleine mantelmeeuw heeft groengele poten. De grote mantelmeeuw heeft roze poten.

Grote mantelmeeuw: roze poten

Kleine mantelmeeuw: groengele poten

  • De zoutgrens van de Schelde loopt tot ongeveer Kruibeke. Men kan dat goed opmerken aan de lengte van het riet op de oever: hoe minder zout hoe hoger het riet. En dat kan oplopen tot ongeveer 3 meter. Natuurpunt zorg ervoor dat het riet, maar ook de kleine waterwilgjes, om de 5 jaar wordt gemaaid in de door hen beheerde gebieden langs de oever. Dit om te voorkomen dat er een wilgenwildgroei ontstaat.

Discussiepuntje: ofwel laat men de natuur zijn gang gaan ofwel komt de mens overal tussen. Wat vind jij?

  • Binnendijks betekent de grond naar het binnenland toe.

Buitendijks betekent naar de rivier of de zee toe.

  • Steendorp ligt op een cuestarug. Een uitloper van de cuesta van Boom. ‘t Is te zeggen op klei uit het tertiaire tijdperk uit de periode dat er hier nog zee was.

Men won de klei om er stenen van te bakken voor de huizenbouw. Evenals in Boom trouwens. Maar ook voor het aanleggen van de dijken.

  • De zaadjes van de bosrank zijn meegekomen met het vervoer van breuksteen uit de Ardennen.
  • Het Groot Schoor in Bornem werd gevormd door de zomerdijk van de Schelde in de winter te laten overlopen tot aan de winterdijk.

Die lag wat hoger dan de zomerdijk zodat het water er in een grote kom bleef staan en er vruchtbaar slib kon achterlaten. Men is nu (2025) al een paar jaar bezig om nieuwe dijken aan te leggen voor permanente bevloeiing.

Het zal bijgevolg tweemaal per dag volledig onderlopen bij hoog water. Bij laag water zullen steltlopers, eenden, ganzen en andere vogels komen zoeken naar voedsel in het slib van het slik, de schorren en de platen. Het voedsel kan bestaan uit allerlei soorten kleine bodemdiertjes, maar ook plantjes.

Een slik loopt 2 maal per dag onder telkens bij hoog water en een schor 2 maal per maand, alleen maar bij springtij.

Een plaat komt bloot langs de oevers bij laag water.

Een moerasbos bestaat voornamelijk uit elzen en populieren. Vroeger waren er in de streek van Klein – Brabant veel mandenmakerijen. Wijmen zijn gecultiveerde takken van wilgen en werden gekapt langs de oever van de Schelde. Ze werden manueel verwerkt tot aardappelmanden, wiegen, honden- en kattennesten, maar ook tot zetels en valiezen.

Bornem was een centrum van de mandenmakerij. Meer dan de helft van de mannen waren mandenmakers.

  • Populieren oogst men na ongeveer 25 jaar. Ze zijn gekloond of gestekt en bijgevolg gevoelig voor ziektes: de bladeren vallen dan snel af. Populierenhout heeft geen smaak of reuk. Vandaar dat het hout veel in de voedingsindustrie wordt gebruikt voor bakjes voor sinaasappelen enz.
  • De bessen van de Gelderse roos stinken niet alleen maar zijn ook niet smakelijk voor de vogels. Ze zijn ook giftig.
  • De Japanse duizendknoop werd in de 18e eeuw binnen gebracht voor decoratie. Het is echter een woekeraar in het wild en overwoekert de oorspronkelijke vegetatie.

Men heeft lang geprobeerd deze plant uit te roeien maar tevergeefs. Hij wordt veel gebruikt bij het bloemschikken.