Paddenpaartijd


Auteur: Pieter de Bruyn

Ze keren steeds terug naar de poel of vijver waar ze zelf geboren zijn. Sommige paartjes worden al gevormd tijdens de trek (zoals hier op de foto, ze waren bijna aangekomen aan de poel). Het mannetje omklemt het vrouwtje en laat niet meer los, dat noemt men amplexus. Tijdens de paartijd ontwikkelt het mannetje daarvoor speciale kussentjes op de voorpoten om een betere grip te hebben. De mannetjes zijn zeer hevig in de paartijd. Ze pakken alles wat beweegt, en zitten dus soms op een kikker of op andere mannetjes. Daar gaat natuurlijk niets van komen. Diegene die wel juist ‘gekoppeld’ zijn, wachten tot het vrouwtje eitjes legt, en bevruchten die dan meteen.

De eitjes worden in meterslange snoeren gelegd, dikwijls gewikkeld om plantenmateriaal. 1 snoer bevat 3000 tot wel 8000 eitjes. De padden-eieren zijn dus gemakkelijk te onderscheiden van de eitjes van de kikker, die in dikke wolken worden gelegd.

Eisnoer van de pad

Buiten de paartijd leeft de pad op het land. Ze is daarbij niet zo kieskeurig, zolang er maar vochtige schuilplaatsen zijn. Van bossen en weilanden tot in de stad in vochtige kelders, je kan ze overal tegenkomen.

De pad kan tot 12 jaar oud worden, tenminste wanneer ze niet platgereden worden tijdens hun jaarlijkse trek (voorzichtigheid geboden als je op een maartse avond de baan op gaat), of ten prooi vallen aan hongerige reigers, ratten, marters of bunzings. Als ze opgegeten worden, blijft de kop meestal onaangeroerd. Dat heeft te maken met de gifklieren die de pad heeft achter het oog. Het gif, paddenmelk genoemd, smaakt slecht en irriteert. Het schrikt zo vijanden af. De pad heeft echter ook een minder gekende vijand: de groene paddenvlieg. De larven daarvan komen terecht in de neusholten van de pad en eten zich van daaruit een weg door de oogholten en hersenen. Tegen dat het tijd is om te verpoppen sterft de pad.

Ondanks de vele vijanden is de pad het meest voorkomende amfibie in onze omgeving, en komt ze in zowat heel Europa voor. Ze is dan ook een generalist: ze kan overleven in verschillende habitats, ze is aangepast aan drogere omgevingen en heeft een gevarieerd voedingspatroon: ze jagen op zowat alles wat in hun bek past. Dat gaat van mieren, duizendpoten, spinnen en kevers tot soms zelfs een onvoorzichtige muis of een jonge ringslang.

Bibliografie
https://www.natuurpunt.be/pagina/gewone-pad

https://nl.wikipedia.org/wiki/Gewone_pad