Auteur: Lieve Willaert
- Doolhofzwam (Daedalea quercina)
Foto 1 en 2: Siegfried Van Ingelgem 26 oktober 2024 Branst bos
Naam: Verwijst naar de doolhofachtige structuur van de buisjes aan de onderkant. Daedalea verwijst hier naar, Daedalus die in de Griekse mythologie opgesloten werd in het labyrint van Knossos, waaruit hij later met zelfgemaakte vleugels samen met zijn zoon Icarus wist te ontsnappen. De soortaanduiding quercina is Latijn voor ‘eik’, de zwam is namelijk vooral op dode eiken te vinden.
Saprofyt: die bruinrot veroorzaakt . Ze zijn meerjarig en kunnen tot tien jaar oud worden. Soms komen ze voor op wondplekken van nog levende bomen.
Vruchtlichaam: is halfrond en hecht zich aan de zijkant van de boom. Deze kan tien tot dertig centimeter bij tien tot twintig centimeter meten en wordt drie tot zeven centimeter dik. De bovenzijde is grijs- tot lichtbruin met lichte concentrische ringen, golvend en viltig en heeft een duidelijke, scherpe rand. De onderzijde is bedekt met lichtbruine buisjes die in onregelmatige, doolhofvormige lamellen groeien.
Sporen: witte sporen, cilindrisch en glad
Eetbaarheid: Het vruchtvlees is taai en kurkachtige en heeft een aangename geur. Het is echter geen eetbare paddenstoel, maar hij is ook niet giftig.
- 2. Spekzwoerdzwam (Phlebia tremellosus)
Foto: Lieve Willaert 28 september 2024 Hof van Coolhem
Naam: Phlebia betekent “geaderd”. Het sporenvormende oppervlak van de paddenstoel is rimpelig en ziet eruit alsof er aders doorlopen. Tremellosus betekent “wankel” of “bevend”. Dit heeft betrekking op de geleiachtige consistentie.
Saprofyt die witrot veroorzaakt. Komt voor op sterk verrotte liggende stammen van loof- en soms van naaldbomen.
Vruchtlichaam is waaiervormig en is 2 tot 4 cm breed en 5 tot 10 cm lang. Het bovenoppervlak, wit tot lichtgeel of lichtroze van kleur, kan droog tot vochtig en harig tot wollig zijn. De rand is meestal wit tot doorschijnend. Het vlees van deze schimmel is ongeveer 2 mm dik. De onderzijde is okergeel tot vleeskleurig – roze.
Sporen: De sporen zijn hyalien d.w.z. kleurloos, doorzichtig
Eetbaarheid: Zeer elastisch, rubberachtig vlees. Het is oneetbaar.
- 3. Amethist of rode kool zwam (Laccaria amethystina)
Foto: Lieve Willaert 6 oktober 2024 park d’ Ursel
Naam: De naam amethist is vanwege de kleur van het vruchtlichaam afgeleid van de kwarts variëteit amethist. Ook de Nederlandse naam rode kool is afgeleid van de typische kleur van rode kool. Ze behoren tot het geslacht laccaria of fopzwammen .
Symbiont: het is een mycorriza paddenstoel die samenleeft met eik, beuk en soms met naaldbomen.
Vruchtlichaam: De hoed kleurt lila tot violet. Bij droogte kan hij sterk verbleken. De hoed is vaak fijn geschubd. Deze kan tot 10 cm hoog worden heeft een diameter van 1 tot 6 cm. De plaatjes hebben dezelfde kleur als de hoed en staan ver uiteen, ze kunnen door sporen wit bestoven zijn. Ook de kleur van de vezelige steel is gelijk aan die van de hoed.
Sporen: Het sporenpoeder is wit . De sporen zijn 7-10 µm groot, bolvormig en voorzien van uitsteeksels die tot twee µm lang zijn.
Eetbaarheid: Vaak aangeduid als eetbaar, maar onderzoek bracht aanwezigheid van giftige arseenverbindingen aan het licht.
- 4. Kroontjesknotszwam (Artomyces pyxidatus)
Foto: Lieve Willaert 20 oktober 2024 park Fort Liezele
Naam: De Nederlandse naam verwijst naar de kroonachtige vorm van de toppen van de takken .
Saprotroof : Dit wil zeggen dat die voedingsstoffen in opgeloste vorm opneemt uit dode en rottende materie. Hij groeit op liggende, ontschorste stammen, vooral van (ratel)populieren, maar ook op beuk, berk of eik. Het is een warmte minnende soort die door de klimaatopwarming steeds vaker voortkomt.
Vruchtlichaam De vorm is kandelaarachtig met rechtopstaande takken van 4 tot 12 cm. De takken staan dicht bij elkaar op een stronkachtig basis. De kleur is bleek vleeskleurig tot beige of okergeel. Wordt bruin bij het wrijven.
Sporen: De sporenprint is wit en verkleurt door toevoeging van een jodium reagens . Elliptische wratachtige sporen .
Eetbaarheid: Het vlees is elastisch ietwat taai. Het ruikt sterk kruidig en smaakt een beetje bitter, na langdurig kauwen proeft het redelijke peperig heet. Eetbaar.
Bron: Gerhardt Ewald, De grote paddenstoelengids voor onderweg , Kosmos uitgeverij , Utrecht , Antwerpen 2008