Sonia de Keyzer
Dood hout.
In een bos zijn niet alleen levende bomen van belang. Ook dood hout is nodig voor talrijke planten, dieren, paddenstoelen, bacteriën en schimmels die het bos als woonplaats of voedselbron gebruiken.
Dood hout bestaat uit afgestorven, beschadigde en afstervende bomen en struiken of delen ervan. Men onderscheidt staand en liggend dood hout, beide zijn ecologisch zeer waardevol.
Rottend hout is lang gezien als een verliespost en een teken van nalatig of slordig bosbeheer. Het is jammer van het verlies aan (brand)hout en het kan ziektes overbrengen op de nog levende bomen. Tenminste, dat waren de ideeën die toen leefden.
Dood hout is echter één van de belangrijkste factoren die de biodiversiteit van een bos vergroten. Er zijn verschillende vormen van dood hout, staand, liggend, meer of minder verteerd. Zo’n 600 soorten paddenstoelen en 1350 soorten kevers zijn betrokken bij het volledig opruimen van dood hout. Dood hout bruist dus van het leven. Larven van vliegen, kevers, muggen en rupsen van nachtvlinders doen zich te goed aan rottend hout. Deze larven en rupsen trekken op hun beurt weer parasitaire wespen aan die de houtkevers gebruiken om hun ei in te leggen. Ook vogels worden aangetrokken door deze lekkernij. De gangetjes die de larven maken in het hout worden bewoond door bijen en wespen. Wanneer er grotere holen in de stam ontstaan, kunnen er zich ook vogels, eekhoorns, boommarters en vleermuizen in nestelen. Deze trekken op hun beurt insecten aan die specifiek afhankelijk zijn van vogel- en zoogdieren nesten. Mossen en korstmossen gebruiken dood hout als groeiplaats. Men schat dat niet minder 20% van alle soorten in het bos en nog eens 20 tot 30% onrechtstreeks. Het opruimen en verbranden van dood hout vermindert de rijkdom aan soorten met de helft.
Als een boom sterft of een zware tak valt op de bosbodem, stopt alle actieve verdediging tegen indringers. Op dat moment start een proces dat jaren kan duren tot het hout is verteerd tot humus en voedingsstoffen. De afbraak van natuurlijk afval wordt verzorgd door een veelheid aan kleine organismen. Hout bevat maar weinig voedingsstoffen en soms zelfs ook gifstoffen, enkel sommige kleine organismen zijn speciaal hiervoor aangepast.
Ook het vochtgehalte is een belangrijke factor die de afbraaksnelheid zal beïnvloeden. Te droog of te nat hout breekt maar traag af. Als het vochtgehalte minder dan 20% bedraagt kunnen er bijna geen organismen in overleven.
Anderzijds bevat nat hout zeer weinig zuurstof om veel leven mogelijk te maken. Enkel bacteriën en schimmels kunnen daarin overleven.
Hetzelfde geldt voor de temperatuur. Te koud of te warm zijn niet goed voor een snelle afbraak. Opmerkelijk is de relatie tussen enkele schimmelsoorten en de afbraaksnelheid. Sommige schimmels breken hert hout maar zeer traag af en zijn in staat om andere schimmels buiten te houden.
Een rottende stronk zal in een paar jaar sterk van uitzicht veranderen, van vers en stevig hout tot een witte vezelige massa en uiteindelijk is bijna geen spoor meer terug te vinden. Vele organismen zijn aan een bepaald stadium gebonden. In eerste instantie zal een vers stuk hout binnenin wat verteerd worden door bacteriën, hun invloed is niet zo groot. Aan de buitenkant beginnen kleine platte mossen en levermossen te groeien. Iets later komen kleine schimmels ten tonele, maar ook hun invloed is klein. Ze leven enkel van de celinhoud en laten de structuur van het hout met rust. Ondertussen zijn er kevers hun gangen aan het graven en eieren aan het leggen, ook mossen die wat meer rechtop staan verschijnen. Nu begint het pas goed. De grotere schimmelsoorten, degenen die paddenstoelen vormen beginnen nu echt de houtstructuur aan te tasten. Het begint meestal bij de wat bescheidener soorten zoals korstzwammen, maar na een bepaalde tijd worden ook zittende houtzwammen zichtbaar, elfenbankjes en oesterzwammen zijn gekende voorbeelden. Het hout wordt nu ook doorgraven door boktorren en houtwespen, als het hout nog wat verder is verteerd, zien we hoe langer hoe meer paddenstoelen met een steel verschijnen. In grotere stukken (eiken)hout vinden we in dit stadium ook het vliegend hert en groeien nu ook mossen en varens op de stam. Er verschijnt witte klaverzuring en andere hogere planten. Uiteindelijk is de stam volledig verteerd en blijft er gewoon een wat rijkere plek met intensievere plantengroei over.
In een rottend stuk hout komen veel verschillende zones voor. Het deel dat in contact staat met de grond is het meest vochtig, terwijl het bovenste deel het droogst is. De bast en spint zijn voedzaam, terwijl het kernhout voedselarm en relatief giftig is.
Veel schimmels hebben zich gespecialiseerd in een bepaalde situatie. Ondanks is het logisch dat verschillende soorten elkaar ontmoeten en dan zijn er op dat moment verschillende dingen mogelijk. Als het om dezelfde soort gaat en bovendien nauw verwant, kunnen de schimmeldraden versmelten, wat niet vaak gebeurt. Meestal wordt er een soort grens getrokken en stopt de groei in elkaars richting, elke soort bezet nu een bepaalde zone binnen het hout. Als frontlijn is er een soort niemandsland, die in het geval van de porseleinzwam oranje is, maar bij vele soorten zwart is gekleurd. Nog een bijzondere situatie doet zich voor bij parasieten op houtzwammen, zoals het fopelfenbankje dat parasiteert op het elfenbankje. De gewone zwavelkop is dan weer zo concurrentie krachtig dat hij andere soorten kan verdringen. Ook wat insecten betreft zijn er leuke voorbeelden. Uit onderzoek in de naaldbossen van Ravels heeft men 40 verschillende soorten kevers gevonden in 0,2 m³ dennenhout, dat betekent dus dat dood hout tienduizenden beestjes per m³ hout kan bevatten. Het is evident dat zij een belangrijke voedselbron zijn voor spechten, zangvogels, spitsmuizen, vleermuizen en roofinsecten.
Veel dieren hebben hout niet nodig als voedselbron maar als schuilplaats, voor veel dieren levert een boomstronk of -stam een ideale schuilgelegenheid om de dag of nacht door te komen. Amfibieën als de pad en de vuursalamander zitten overdag goed verscholen onder een stuk hout of in een ongebruikt muizenholletje.
Pissebedden en andere kleine diertjes zijn ook afhankelijk van ideale vochtomstandigheden om in leven te blijven. In wat drogere bossen zijn deze omstandigheden vooral onder stronken te vinden. Als zo’n stronk wordt omgedraaid komt er een hele wereld tevoorschijn van kleine organismen die allerlei organisch materiaal afbreken en zo de voedselcyclus in het bos volbrengen.
Naast pissebedden, vind je slakjes, miljoenpoten, oorwormen, springstaartjes en mierennesten. Deze trekken een flink aantal al even kleine roofdieren aan als loopkevers, spinnen, bastaard schorpioenen, duizendpoten en hooiwagens. Het is dus weer duidelijk dat dood hout een grote meerwaarde biedt aan het bos en dit vooral uit ecologisch, maar ook uit recreatief en landschappelijk opzicht.
Het is interessant om te kijken hoeveel dood hout er minimaal aanwezig moet zijn om een dergelijk effect te hebben op de biodiversiteit. Een eerste benadering is het bekijken van bossen met minimale menselijke invloed, zeer oude bosreservaten bijvoorbeeld, waar al zeer lange tijd geen hout meer uit het bos is gehaald. Men berekent dat daar tussen 15 en 20% dood hout kan aanwezig zijn, deze percentages drukken de hoeveelheid uit ten opzichte van het totale houtvolume. Dat is vrij veel en ook niet nodig om al de dieren, planten en schimmels kansen te geven. Men gaat ervan uit dat een percentage tussen de 5 en 15 m³ per hectare zeker moet volstaan om een rijk ecosysteem te bekomen. In beheerrichtlijnen, zoals de beheervisie van Agentschap Natuur en Bos, wordt een percentage van 4% vooropgesteld.
Een goede start is stoppen met al het dood hout uit het bos te verwijderen. Stronken uitfrezen is al helemaal niet meer van deze tijd. Het is ook geen goed idee om gericht hout te gaan stapelen op schrale plekken, de daaropvolgende verrijking van de bodem is funest voor paddenstoelen en planten die gebonden zijn aan schrale situaties. Een tweede mogelijkheid is, is stervende bomen de overschaduwd zijn door succesvollere soortgenoten, gewoon te laten staan. Heel dikwijls hebben deze bomen holtes, veroorzaakt door verrotting of spechten, zij bieden gelegenheid aan holbroeders om een nest te maken. Nadat de stambasis weggerot is, vallen ze om en bieden dan schuilgelegenheid aan insecten en amfibieën.